Volgens mij heeft kna gelijk, met het verschil dat het niet zo zeer de bewoners zijn die leiden aan grootheidswaanzin, gebrek aan humor, zelfspot en zelfkritiek, maar vooral de politiek hier. Er verschijnen de laatste tijd erg veel artikelen en vooral columns die suggereren dat collectief Rotterdam op de sofa ligt. Ze doen me een beetje denken een het Engeland uit de jaren 80 waarin in elke boekhandel titels lagen als 'What Went Wrong', 'How Come?' en 'Will We Ever Be Great Again?'. Die periode was niet de beste die Engeland ooit gekend heeft. In een van de vorige stukken werd de rol van de politiek hierin al bekritieerd. Ik ben het hier mee eens. Vooral ene Ronald Sörensen van Leefbaar Rotterdam heeft er een heel vervelend handje van om altijd de beschuldigende vinger naar een ander te wijzen als het gaat om bestaande en zelfverklaarde problemen en de prestaties van zijn eigen club tot heldendaden te verheffen. Oftewel eerst een hele negatieve sfeer gaan zitten maken en vervolgens roepen dat jij de boel hebt gered. Ik begrijp niet waarom Marco Pastors met zo'n man gezien wil worden. Kor Kegel, bekend van het stuk waarbij hoogbouw de schuld van de ongezelligheid kreeg, weidde deze week een mijn inziens, prima stuk aan de wereldvreemdheid van deze in zichzelf gekeerde instelling.
Bron: Rotterdams Dagblad, Zaterdag 2 April 2005
Rotterdam richt de blik te veel naar binnen
Door Kor Kegel
Het komt niet vaak voor dat een commissaris van de koningin publiekelijk het bestuur van een grote stad langs de meetlat legt, maar de kritiek was onvermijdelijk. In het provinciehuis in Den Haag bestaat al langer irritatie over de introverte houding van de Coolsingel. Die irritatie is er tot in de hoogste gelederen.
De commissaris van de koningin in Zuid-Holland leverde vorige week al pittig commentaar op het in zichzelf gekeerde gemeentebestuur van Rotterdam. ,,Als burgemeester Opstelten er niet was, zou het echt mis gaan,'' zei de commissaris, Jan Franssen, in deze krant. ,,Ik krijg zowel van de gedeputeerden als van wethouders van andere steden te horen, dat de insteek van burgemeester en wethouders van Rotterdam naar binnen gericht lijkt.'' Hij mist de strategische inbreng van het Rotterdamse bestuur bij ontwikkelingen die van bovenlokaal belang zijn.''
Ook niemand minder dan prof. Joost Schrijnen schreef onlangs: ,,Het huidige stadsbestuur onder leiding van Leefbaar Rotterdam is nog niet toe aan strategisch denken over de binnen- en buitenlandse positie van Rotterdam.'' Schrijnen is niet alleen een prominent stedenbouwkundige en hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft. Hij is ook topambtenaar bij de provincie Zuid-Holland, namelijk directeur ruimte en mobiliteit, en daarvoor werkte hij bij de dienst Stadsontwikkeling in Rotterdam, later bij de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting (dS+V) als directeur Stedelijke Ontwikkeling.
Schrijnen weet hoe het ook kan zijn. Hij gaf leiding aan grote projecten in Rotterdam, in een periode waarin het stadsbestuur zich wereldwijd oriënteerde om de belangen van de Rotterdamse haven te waarborgen. Een periode ook, waarin burgemeester en wethouders samen met captains of industry plannen maakten voor economisch herstel (Het Nieuwe Rotterdam) en maatschappelijke wederopbouw (de Sociale Vernieuwing).
Schrijnen betreurt dat onder het huidige gemeentebestuur grote ambities zijn weggezakt. Rotterdam komt steeds meer alleen te staan, signaleert Schrijnen in een essay dat hij schreef voor de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Het stuk is afgedrukt in het 25ste jaarboek voor het democratisch socialisme, dat ditmaal geheel gewijd was aan Rotterdam.
Het gaat zowel Franssen als Schrijnen om de rol, die Rotterdam zou kunnen spelen in bestuurlijke samenwerkingsverbanden, zoals Regio Randstad en het Platform Zuidvleugel, waar overheden zich beraden over de toekomst van het gebied tussen Den Haag en Dordrecht, het zuidelijk deel van de Randstad Holland.
Rotterdam heeft hier geen opvallende inbreng. Franssen constateert terecht dat het Rotterdamse gemeentebestuur in de eerste plaats aandacht geeft aan de problemen van de stad. Hij vindt daar overigens niets mis mee. Leefbaar Rotterdam had forse kritiek op de geen-daden-maar-woorden-cultuur van de Oude Politiek. De partij van Pim Fortuyn zat niet te wachten op gebakken lucht. Liever dan te praten over de Europese Eenwording, de globalisering en de gevolgen voor de wereldhaven, wilde de Nieuwe Politiek de Rotterdammers zelf bedienen.
Het vraagt om nadere beschouwing, of de Coolsingel hier wel in slaagt. Het huidige gemeentebestuur krijgt immers geregeld voor de kiezen gegooid, dat het zich bedient van spierballentaal jegens allochtonen, moslims en buurgemeenten en dat het vooral reclame maakt voor veiligheid om met woorden de veiligheidsbeleving te vergroten. Los daarvan: het effect van die binnenwaartse blik is, zoals de commissaris van de koningin zegt, dat het bestuur van Rotterdam zich minder bewust is van de eigen rol in nationaal en internationaal verband. Beleidsmatig denkt het gemeentebestuur van Rotterdam onvoldoende mee over de toekomst van Zuid-Holland na 2020 en de rol van de Maasstad daarin. ,,Vanwege de haven zoekt Rotterdam wel contacten buiten de landsgrenzen. Meer daarbuiten dan daarbinnen,'' zei Franssen vorige week.
Kansen
Schrijnen ziet beslist nog kansen voor een goede ontwikkeling van Rotterdam. Met het grootstedelijke leefmilieu - met jongerencultuur, wonen aan de rivier en een mix aan woningtypes - biedt Rotterdam iets unieks aan, zeker in vergelijking met Den Haag en Amsterdam. Verdichting met tienduizenden woningen in en om Rotterdam-Centrum en nieuwe oeververbindingen verbeteren de situatie, zegt Schrijnen. ,,Volhouden en nog dertig jaar door, is het parool.''
Maar dat vereist een vasthoudende en investerende overheid, zegt hij, een overheid die zich richt op een versterking van de internationale positie van de stad, op samenwerking met andere havens in de delta van Rijn, Maas en Schelde, en op verbetering van de sociale samenhang. ,,Het stadsbestuur moet op zoek naar stedelijk mecenaat, dat bereid is zo'n programma te steunen, hoe moeilijk dat ook is,'' zegt Schrijnen. Hij mist strategisch denken over de internationale positie van Rotterdam en het vormen van een bondgenootschap met de omliggende gemeenten, het bedrijfsleven en kennisinstituten als de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Hogeschool Rotterdam.
,,Voor de haven is het dik in orde, maar de stedelijke ambities zijn totaal weggezakt. En is de regio echt solidair? Is het rijk echt solidair? Snapt men dat miljarden voor de Tweede Maasvlakte niet miljarden voor de stad zijn - maar ten goede komen aan het land?'' Volgens Schrijnen schort het aan sterk ambtelijk en bestuurlijk opdrachtgeverschap.
Het lijkt alsof Rotterdam het aan de provincie overlaat en zich opstelt als het bestuur van Klein-Rotterdam.